Wat is welzijnsrecht en voor wie?

Welzijnsrecht kan het beste aangeduid worden als onderdeel van het recht dat betrekking heeft op de werking van welzijnsvoorzieningen, op het overheidsbeleid ten aanzien van de welzijnsvoorzieningen en op de specifieke rechtsverhoudingen die ontstaan tussen de welzijnsvoorziening en de overheid van de ene kant en tussen de welzijnsvoorziening en de gebruiker van de voorziening (de welzijnscliënt) van de ander kant.

Instellingen

Welzijnsvoorzieningen zijn overheids- en/of particuliere instellingen en diensten die zijn opgericht om personen met welzijnsproblemen te helpen. Dit kunnen problemen zijn die veroorzaakt zijn door sociale, fysische, psychologische of economische factoren. Dit kan een handicap zijn of meer iets van sociale of psychologische aard. Vaak treden deze factoren in éénzelfde geval tezamen op, zodat een persoon vaak getroffen wordt door verschillende soorten van welzijnsproblemen. Een gehandicapt persoon doorgaans minder gemakkelijk meedoen op algemene arbeidsmarkt dan niet-gehandicapte personen, waardoor de financiële situatie slechter wordt en er onvoldoende bestaansmiddelen dreigen te ontstaan. Of misschien leidt zijn beperkte fysieke of sociale mobiliteit tot sociale isolatie en bijgevolg tot sociale uitsluiting.

Hulpverlening

De hulpverlening door welzijnsvoorzieningen neemt verschillende vormen aan, maar zij wordt gekenmerkt door het feit dat zij wezenlijk bestaat uit dienstverlening aan de hulpbehoevenden. Dienstverlening kan omschreven worden als het stellen van één of meerdere materiële handelingen, die gericht zijn op het bevorderen van het individuele welzijn van een natuurlijk persoon of op het collectief welzijn van een groep van personen, en die niet louter te herleiden zijn tot de transactie van een geldsom of van een zaak. Door dit laatste onderscheidt de dienstverlening van welzijnsvoorzieningen zich bijvoorbeeld van de sociale zekerheid, aangezien in een sociale zekerheidsstelsel enkel geldbedragen worden getransfereerd naar de rechthebbenden. Dienstverlening veronderstelt echter een groot aantal verschillende soorten van handelingen, zoals het verlenen van praktische en materiële hulp, adviesverlening, bemiddeling, begeleiding, vorming, vaardigheidstraining en therapeutische behandeling. In een beperkt aantal gevallen kan de hulpverlening door welzijnsvoorzieningen echter ook een financiële component omvatten, zoals de financiële hulpverlening door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (O.C.M.W.). Dergelijke financiële hulpverlening blijft echter te onderscheiden van de sociale zekerheid, zolang de toekenning van geldbedragen een onderdeel is van een ruimer pakket van hulphandelingen, zoals adviesverlening of budgetbegeleiding.

Financiële hulpverlening

De financiële hulpverlening door het O.C.M.W. is een vorm van zogenaamde ambulante hulpverlening. Van ambulante hulpverlening is sprake, wanneer de cliënt “aan het loket” kan worden geholpen, bijvoorbeeld omdat zijn hulpvraag een beperkt aantal handelingen vergt of omdat zijn permanente aanwezigheid niet vereist is, of wanneer de cliënt aan huis kan worden geholpen, zoals in het geval van een thuisverplegingsdienst of een dienst voor bejaardenhulp. Het kan echter ook zijn dat de welzijnscliënt voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur moet worden opgenomen in een instelling, alwaar hij dan dag en nacht of enkel gedurende een bepaald aantal uren per dag moet aanwezig zijn. Al naargelang het geval spreekt men dan van residentiële of semi-residentiële hulpverlening. De hulpverlening door de welzijnsvoorzieningen is echter nog gevarieerder van aard en steeds weer worden nieuwsoortige vormen van hulpverlening ontwikkeld die niet passen in de klassieke driedeling van ambulante, residentiële of semi-residentiële hulpverlening. Zo kunnen bepaalde personen voor een tijd worden opgevangen in een pleeggezin, een gastgezin, een opvanggezin of een onthaalgezin. Bepaalde personen kunnen een tijdlang worden opgenomen in een observatiecentrum, met het oog op een definitieve oplossing voor hun hulpvraag. Ook is het mogelijk dat relatief zelfstandige personen participeren aan een project van begeleid zelfstandig wonen, wat inhoudt dat zij enerzijds zelf instaan voor hun dagdagelijkse verantwoordelijkheden, maar anderzijds nog begeleiding door professionele hulpverleners behoeven.
Advocaat nodig? klik hier om gratis meerdere offertes van advocaten in één keer te ontvangen

Diversiteit

In ons land bestaan er momenteel om en bij de honderd verschillende soorten welzijnsvoorzieningen. Een precies aantal is moeilijk te geven, omdat het beschouwen van een bepaalde instelling of dienst als een welzijnsvoorziening een nogal subjectieve aangelegenheid is: wanneer is een bepaalde voorziening immers gericht op het wegwerken van bepaalde maatschappelijke tekorten? Men kan immers van heel wat instellingen en diensten beweren dat zij ergens wel aan maatschappelijke hulpverlening doen, zoals in het geval van een bank die voordelige leningen toekent aan personen met bescheiden inkomens. En wat te denken van een ziekenhuis, een school, een instelling voor arbeidsbemiddeling of een instelling voor openbaar vervoer: vervullen ook zij niet taken die gericht zijn op het wegwerken van bepaalde maatschappelijke tekorten? Toch worden al deze voormelde instellingen niet beschouwd als welzijnsvoorzieningen.

De meest bekende welzijnsvoorzieningen zijn de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (O.C.M.W.), de kinderopvang voorzieningen, de bejaardentehuizen, de voorzieningen binnen de bijzondere jeugdbijstand en de instellingen voor gehandicapten. Daarnaast bestaan er echter nog tal van minder bekende en vaak ook kleinere diensten en instellingen, die soms voor een heel bijzondere doelgroep zijn bestemd, zoals personen die leven onder de armoedegrens, thuislozen, mishandelde vrouwen, kinderen uit probleemgezinnen, delinquente jongeren, migranten, asielzoekers en politieke vluchtelingen, drugverslaafden of psychiatrische patiënten die uit een psychiatrisch ziekenhuis zijn ontslagen.

Welzijnszorg

De meeste van deze welzijnsvoorzieningen behoren tot wat tegenwoordig de welzijnszorg wordt genoemd. De welzijnszorg is een onderdeel van de sociale sector, dat zich ergens bevindt temidden van de gezondheidszorg, het onderwijs en de cultuur. Tezamen met de welzijnszorg hebben deze laatst genoemde onderdelen gemeen dat zij werken aan de immateriële aspecten van het menselijk welzijn (in de ruime zin van het woord), dat zij dienstprestaties leveren die moeilijk in commerciële termen kunnen worden vertaald (hoewel er commerciële voorzieningen binnen de sociale sector voorkomen) en dat zij in de moderne post-industriële samenleving in aantal en in belang sterk zijn toegenomen. Vaak worden zij ook gekenmerkt door specifieke problemen inzake personeelsbezoldiging en personeelsverhoudingen, zoals moge blijken uit de vele uitingen van ongenoegen zowel bij de personeelsleden van instellingen en diensten uit de welzijnszorg als bij het verplegend en het onderwijzend personeel. Een ander gemeenschappelijk kenmerk van de voorzieningen in de sociale sector is de sterke overheidsbetrokkenheid bij de organisatie en de werking ervan: zo worden de meeste voorzieningen in de welzijnszorg, de gezondheidszorg, het onderwijs en de cultuur door de overheid gesubsidieerd, tenminste in zoverre deze voorzieningen zelf niet door de overheid werden opgericht en als overheidsdiensten kunnen worden beschouwd.

Welzijnsvoorzieningen

Met dit laatste zijn we aanbeland bij een bijzonder complex probleem: de juridische aard van de welzijnsvoorzieningen. Welzijnsvoorzieningen kunnen immers worden opgericht en beheerd door zowat iedereen: een natuurlijk persoon, twee of meer natuurlijke personen, een vereniging zonder winstoogmerk, een commerciële vennootschap, de centrale overheid, een provincie, een gemeente, een vereniging van provincies of gemeenten, een openbare instelling. De vraag is dan welk de juridische aard is van de voorziening.
Dit probleem is natuurlijk niet typisch voor de welzijnsvoorzieningen en de welzijnszorg. Het stelt zich ook in de andere onderdelen van de sociale sector, zoals in de gezondheidszorg (cfr. het statuut van O.C.M.W.-ziekenhuizen) of het onderwijs (cfr. het statuut van vrije gesubsidieerde onderwijsinrichtingen). En eigenlijk overstijgt het probleem ook de grenzen van de sociale sector, doordat het subtiele onderscheid tussen de openbare en de private sfeer – waarop tenslotte het gehele moderne juridische denken is gebaseerd – steeds meer in vraag wordt gesteld.
Het vraagstuk van de juridische aard van de welzijnsvoorzieningen zou als volgt kunnen worden opgelost. Men zou de diverse soorten van welzijnsvoorzieningen kunnen rangschikken in vier typen van voorzieningen, waarbij men het onderscheid kan baseren op de juridische aard van de inrichtende macht van de voorziening enerzijds en de exploitatiebestemming van de voorziening anderzijds.

Advocaat nodig? klik hier om gratis meerdere offertes van advocaten in één keer te ontvangen

Situering

Met de groei van het welzijnsvoorzieningenaanbod is ook het recht zich geleidelijk gaan bemoeien met de welzijnsvoorzieningen. Deze betrokkenheid van het recht bij de welzijnsvoorzieningen uit zich op twee wijzen, die elk op hun beurt aanleiding geven tot een specifieke invulling van het begrip welzijnsrecht.
Vooreerst hanteert de overheid het recht als een middel om de diversiteit van het welzijnsvoorzieningenaanbod en de kwaliteit van de hulpverlening door de welzijnsvoorzieningen te beheersen. Dat het recht kan dienen om de sociale werkelijkheid te beheersen, is al langer geweten, en vooral in de sociale sector bedient de overheid zich graag van rechtsregels om sturend op te treden. Het is dan ook begrijpelijk dat er gedurende de laatste twee tot drie decennia grote hoeveelheden rechtsregels werden uitgevaardigd met betrekking tot de regulering van de welzijnsvoorzieningen. Men kan dan ook zeggen dat het welzijnsrecht voor een groot deel is ontstaan van zodra de overheid de behoefte is gaan voelen om haar welzijnsbeleid gestalte te geven via rechtsregels.

Rechtsregels

De hier bedoelde rechtsregels zijn divers van aard. De meest voorkomende rechtsbepalingen hebben betrekking op de erkenning en de subsidiëring van welzijnsvoorzieningen. De erkenning is een declaratieve rechtshandeling die meestal (maar niet noodzakelijk) vooruit wijst naar een nakende subsidiëring. Van subsidiëring is er sprake, wanneer de overheid toelagen in geld toekent aan de welzijnsvoorzieningen. Doorgaans worden enkel de welzijnsvoorzieningen van het type 2 of 3 gesubsidieerd. Overheidsvoorzieningen van het type 1 worden niet gesubsidieerd, maar functioneren met overheidsmiddelen die rechtstreeks van de overheidsbegroting afkomstig zijn. Ook voorzieningen van het type 4 worden normaal niet gesubsidieerd, maar dan omdat zij een winstoogmerk hebben: hierop bestaan er echter bepaalde uitzonderingen, zoals in het geval van de beschermde werkplaatsen. Naast de erkenning en de subsidiëring bestaan nog andere soorten van rechtshandelingen van de overheid die voor het welzijnsrecht van belang zijn, zoals de vergunning en de programmatie. Deze laatste houdt in dat de oprichting van een nieuwe voorziening wettelijk slechts toegelaten is binnen de grenzen van een vooraf door de overheid vastgesteld programmacijfer. De rechtsfiguur van de vergunning is relevant bij investeringshandelingen, zoals het bouwen of verbouwen van nieuwe of bestaande voorzieningen.

Elementen

Een eerste element is het onderscheid tussen de contractuele en de extra-contractuele aard van deze verhouding. Van een contractuele relatie tussen welzijnscliënt en welzijnsvoorziening is er pas sprake wanneer de gemeenrechtelijke voorwaarden voor het ontstaan van een overeenkomst zijn vervuld. Dit betekent dus dat de cliënt in staat moet zijn om zijn wil te uiten en dat er een reële wilsovereenstemming is ontstaan tussen de cliënt en de voorziening. Wanneer er juridisch geen wilsovereenstemming bestaat tussen cliënt en voorziening kan de aard van de rechtsverhouding tussen beiden niet contractueel zijn, maar dat betekent niet dat er geen wederzijdse rechtsaanspraken kunnen ontstaan. Het is namelijk mogelijk dat de welzijnsvoorziening of de hulpverlener een fout begaat, die in hoofde van de welzijnscliënt tot schade leidt. Wanneer de cliënt kan bewijzen dat de door de voorziening of de hulpverlener gemaakte fout de door hem geleden schade heeft veroorzaakt, is er sprake van quasi-delictuele aansprakelijkheid, die tot gevolg heeft dat de voorziening of de hulpverlener de getroffen cliënt moet vergoeden. Wanneer deze fout strafrechtelijk is gesanctioneerd, is er bovendien sprake van een misdrijf en kan de hulpverlener strafrechtelijk worden vervolgd.

Kenmerkelijk

Het kenmerkende van dit soort welzijnsrecht is dat het nauwelijks of niet in wetgeving is opgenomen, met uitzondering van de basisregels terzake, die in het Burgerlijk wetboek en in het Strafwetboek zijn opgenomen. Specifieke wettelijke bepalingen inzake de rechtsverhouding tussen voorziening en cliënt bestaan er nauwelijks. Tevens ontbreekt in het welzijnsrecht vooralsnog elk spoor van de rechtsfiguur van de hulpverleningsovereenkomst, waarmee de overeenkomst wordt bedoeld die automatisch zou bestaan in elke zogenaamde vrijwillige hulpverleningssituatie en die vergelijkbaar is met het medisch contract in het gezondheidsrecht. Dit deel van het welzijnsrecht is bijgevolg een rechtsgebied dat voorlopig nog maar enkel door de rechtsleer en door zeer beperkte rechtspraak is ontwikkeld.

Advocaat nodig? klik hier om gratis meerdere offertes van advocaten in één keer te ontvangen

Oorsprong

Het welzijnsrecht kan in zekere zin worden beschouwd als een gloednieuwe rechtstak, doordat zij pas sinds de laatste twintig jaren tot ontwikkeling is gekomen. Nochtans is de interesse van de juridische wereld voor de welzijnsvoorzieningen veel ouder. Reeds in de negentiende eeuw werd door juristen geschreven over de openbare onderstand of de organisatie van de residentiële hulpverlening in godshuizen en gasthuizen. Traditioneel bestond er ook grote juridische interesse voor de domeinen van de maatschappelijke hulpverlening die raakvlakken vertoonden met het strafrecht en met de openbare veiligheid, zoals de hulpverlening aan gedetineerden en geïnterneerde psychiatrische delinquenten, de bijzondere jeugdbijstand en de (indertijd vaak nog gedwongen) opvang van bedelaars en landlopers
Advocaat nodig? klik hier om gratis meerdere offertes van advocaten in één keer te ontvangen

Afzonderlijke rechtstak

Nu de studie van het welzijnsrecht aan de universiteiten ter sprake is gebracht, kunnen we even dieper ingaan op de (weliswaar nogal academische) vraag waar het welzijnsrecht kan gesitueerd worden binnen de huidige systematiek van rechtstakken.
Vooreerst zou men zich natuurlijk kunnen afvragen of het welzijnsrecht wel een afzonderlijke rechtstak is. Voor sommigen mist het welzijnsrecht namelijk voldoende eigenheid om daarvoor in aanmerking te komen. Wat welzijnsrecht wordt genoemd, zou dan niet meer zijn dan een instrumenteel gedefinieerd rechtsgebied dat is opgebouwd rond de notie welzijnszorg. Op deze manier kunnen echter heel wat andere rechtstakken worden afgedaan als instrumenteel gedefinieerde rechtsgebieden. Nemen we als voorbeeld het arbeidsrecht. Welk is de eigenheid van deze rechtstak, of anders uitgedrukt: wat maakt het arbeidsrecht tot een afzonderlijke rechtstak, te onderscheiden van het privaatrecht of het sociale zekerheidsrecht? Is het toch ook niet zo dat de eigenheid van het arbeidsrecht enkel steunt op de notie “arbeidsverhouding tussen werkgever” en “werknemer”, zodat men er diverse soorten rechtsbepalingen kan aantreffen, gaande van privaatrechtelijke bepalingen omtrent de arbeidsovereenkomst tot de publiekrechtelijke bepalingen inzake het welzijn op de werkplaats. Er is bijgevolg geen reden om aan het welzijnsrecht te ontzeggen, wat in het geval van het arbeidsrecht niet betwist wordt.
Advocaat nodig? klik hier om gratis meerdere offertes van advocaten in één keer te ontvangen

Rechtsaansprakelijkheid

Tussen de welzijnsvoorzieningen, de overheid en de welzijnscliënten bestaan er ingewikkelde rechtsverhoudingen. Eigenlijk bestaan er in het welzijnsrecht twee soorten rechtsverhoudingen: deze tussen de welzijnsvoorziening en de regulerende overheid enerzijds en deze tussen de welzijnsvoorziening en de welzijnscliënt anderzijds. Bij beide rechtsverhoudingen moet bovendien rekening worden gehouden met het feit dat de juridische aard van de welzijnsvoorziening mede bepaalt welke wederzijdse rechtsaanspraken er bestaan tussen de voorziening en de overheid enerzijds en tussen de voorziening en de cliënt anderzijds.
Binnen elk van deze rechtsverhoudingen kunnen tal van onderscheiden rechtsaanspraken worden aangetroffen. Een eerste groep van rechtsaanspraken gaat uit van de welzijnsvoorziening.
Advocaat nodig? klik hier om gratis meerdere offertes van advocaten in één keer te ontvangen

Afdwingbaarheid

Afgezien van het juridische recht op maatschappelijke hulpverlening, dat blijkbaar nog niet voor morgen is, bestaan er natuurlijk wel tal van andere rechtsaanspraken binnen het welzijnsrecht die subjectieve en afdwingbare rechten bevatten.
Erkennings-, vergunnings- en subsidiëringsbeslissingen van de overheid kunnen door de welzijnsvoorzieningen worden aangevochten bij de rechtscolleges die hiervoor krachtens het gemeen recht bevoegd zijn, tenzij een welzijnswet afwijkende regels heeft voorzien.
De rechtsaanspraken van de welzijnscliënt die betrekking hebben op persoonsrechten of op een quasi-delictuele fout van de welzijnsvoorziening moeten worden afgedwongen ten overstaan van het rechtscollege dat hiervoor gemeenrechtelijk bevoegd is. Voor bepaalde rechtsaanspraken bestaan echter afwijkende bepalingen. Zo worden alle rechtsaanspraken van O.C.M.W.-cliënten met betrekking tot beslissingen van de O.C.M.W.’s sinds 1993 ten overstaan van de arbeidsrechtbank betwist. Rechtsaanspraken die betrekking hebben op de rechten op hulpverlening van gedetineerden en geïnterneerde geesteszieken worden behandeld door de strafgerechten. De jeugdrechtbanken zijn exclusief bevoegd voor de beslechting van geschillen inzake de bijzondere jeugdbijstand. Geschillen met betrekking tot de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke horen thuis bij de vredegerechten.
Rechtsaanspraken die voortvloeien uit een overeenkomst tussen de welzijnsvoorziening en de welzijnscliënt, zoals bewoners- en begeleidingsovereenkomsten, moeten worden beslecht bij het rechtscollege dat hiervoor krachtens het gemeenrecht bevoegd is.
Advocaat nodig? klik hier om gratis meerdere offertes van advocaten in één keer te ontvangen

Buitenland

Als slot van deze korte introductie in het welzijnsrecht, past het dan ook om even stil te staan bij de ontwikkelingen van het welzijnsrecht in het buitenland.
Net zomin als hier, vormt het welzijnsrecht in buitenlandse rechtssystemen een grote of belangrijke rechtstak. Hierdoor valt het te verklaren dat er op het eerste gezicht weinig of geen sporen zijn terug te vinden van het welzijnsrecht in de buitenlandse vakliteratuur of in de curricula van buitenlandse universiteiten. In feite echter leeft de interesse voor het welzijnsrecht er wel degelijk, maar tot nu toe is het welzijnsrecht er nog nergens in geslaagd om als een autonoom rechtsdomein een plaats in te nemen temidden van de andere rechtstakken. Soms wordt het welzijnsrecht er gezien als een niet-autonoom onderdeel van het sociale-zekerheidsrecht en bovendien worden beide rechtsdomeinen dan bij voorkeur aangeduid met de benaming sociaal recht.

Vormgeving

Toch wijzen een aantal verspreide initiatieven op een groeiende belangstelling en vormgeving van het welzijnsrecht. In Nederland schreef J.A.C. Bartels reeds in 1984 een doctoraal proefschrift over de mogelijkheid en de noodzaak van de rechtsfiguur van de hulpverleningsovereenkomst. In Duitsland bestaat er een relatief uitgebreide literatuur omtrent allerhande welzijnsrechtelijke thema’s, maar een overkoepelende term voor dit rechtsgebied bestaat er vooralsnog niet. In Groot-Brittannië en de V.S.A. bestaat eveneens een behoorlijk uitgebreide literatuur over de band tussen het recht en het sociaal werk, maar ook hier ontbreekt een overkoepelend theoretisch kader. In al deze vermelde landen, evenals in vele andere landen, zijn er tenslotte onnoemelijk veel tijdschriften die op één of andere manier wel bijdragen bevatten die welzijnsrechtelijk relevant zijn, gaande van de meer klassieke sociaalrechtelijke tijdschriften en de eerder niet-juridische tijdschriften over het welzijnswerk, tot de juridische tijdschriften die de maatschappelijke hulpverlening van een beperkt domein van de welzijnszorg behandelen.

Meer algemene informatie over Welzijnsrecht? Klik hier
Advocaat nodig? klik hier om gratis meerdere offertes van advocaten in één keer te ontvangen